Startende vanuit de vele 'hoopvolle' plekken uit het boek 'see all this' van Iwan Baan kwam er een centrale vraag bij mij naar boven. 'Wie wordt er nu precies beter van?'

Voor mij schuilt hoop in gemeenschap: een omgeving waar mensen gelijke kansen krijgen, ongeacht hun afkomst, geslacht, beperkingen of welvaart,... Deze gedachte koppelde ik al snel aan mijn eigen ervaringen met opgroeien in een sociale huurwoning. Hoe heeft dit mij gevormd als persoon en welke stigma's zijn er. Doordat ik zelf midden in deze realiteit sta, intrigeert dit onderwerp me enorm.

''Hoe was het om op te groeien in een sociale woonwijk en welke uitdagingen en mogelijkheden liggen hier verscholen?''

Verspreid wonen verslindt ruimte en is weinig uitnodigend. Door op te groeien in een sociale verkavelingswijk ben ik verzuilt geraakt in dit thema. De ‘verkaveling’ kennen we als een typisch product van deze weinig zorgvuldige omgang met onze beperkt beschikbare ruimte. De verkaveling vormt een probleem. Toch zien veel Vlamingen diezelfde verkaveling als de ideale woonomgeving. Ze houden van het individualistisch karakter van het model: ze zijn baas op eigen kavel. In mijn zoektocht stootte ik op third space. De term werd oorspronkelijke in 1989 geïntroduceerd door Ray Oldenburg in zijn boek ‘The Great Good Place’. Hij schrijft over het belang van informele openbare ontmoetingsplaatsen. Dit staat lijnrecht tegenover de geprivatiseerde woningen in ’suburbia wijken’. Toch merkte ik uit eigen ervaringen dat er nood is aan plekken waar ontmoeting en verbondenheid tussen buren aangemoedigd wordt.
Een hoopvolle plek voor mij...